Naar boven ↑

Update

Nummer 9, 2022
Redactie: mr. T. de Vette.

In deze nieuwsbrief actualiteiten op het gebied van het jeugdrecht en samenvattingen van de volgende uitspraken: Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden legt een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op aan een verdachte in een ‘pedojagerszaak’, ondanks de positieve ontwikkelingen die de jeugdige sindsdien heeft meegemaakte en de reeds betaalde schadevergoeding aan de kinderen van het dodelijke slachtoffer. De rechtbank Noord-Holland oordeelt, anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2022:6492 (zie nieuwsbrief 2022-08), dat een geschil over een door de GI genomen perspectiefbesluit wél aan de kinderrechter kan worden voorgelegd in het kader van de geschillenregeling van artikel 1:262b BW. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een spoeduithuisplaatsing van een minderjarige jongen ten onrechte is verleend en dat het verzoek tot een reguliere machtiging uithuisplaatsing disproportioneel is. De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland betreurt het ten zeerste dat een 17-jarige, die al jaren in gesloten instellingen verblijft, wordt geconfronteerd met de schrijnende problematiek in de landelijke (jeugd)zorg omdat er geen passende vervolgplek kan worden gevonden en verlengt diens machtiging gesloten plaatsing tot na zijn 18e verjaardag.

Actualiteiten september 2022

‘Inhoud en context Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen belemmeren betere jeugdbescherming’

De doelen van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen worden maar heel beperkt gerealiseerd. Dat komt door tekortkomingen in de wet zelf, maar het ligt voor een belangrijk deel ook aan de context van het jeugdbeschermingsstelsel. Zo zorgen de problemen als gevolg van de decentralisatie van de jeugdhulp ervoor dat de wet niet uit de verf komt. Noodgrepen en urgente actie zijn noodzakelijk, concluderen onderzoekers van de Universiteit Leiden in de wetsevaluatie die zij in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uitvoerden. Het hoofddoel van de wet was om te komen tot een effectievere en efficiëntere jeugdbescherming. Dat lukt onvoldoende, concluderen de onderzoekers op basis van de uitgebreide evaluatie. Dit blijkt ook uit ervaringen van jongeren en (pleeg)ouders. Hoewel medewerkers van GI’s en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) hun uiterste best doen om het kind centraal te stellen, lukt dit vaak door het huidige haperende jeugdbeschermingsstelsel niet. Uit de evaluatie blijkt o.a. dat er in de praktijk onduidelijkheden zijn over de nieuwe rechtsgronden voor de maatregel van ondertoezichtstelling (OTS) en gezagsbeëindiging. Ook gaan rechters steeds terughoudender om met gezagsbeëindiging en passen zij deze rechtsgrond dus anders toe dan was bedoeld. De regeling van de OTS is ingewikkeld voor alle betrokkenen en niet alle juridische mogelijkheden worden in de praktijk voldoende gebruikt. De wet heeft volgens de onderzoekers tot een ingewikkelder jeugdbeschermingsstelsel geleid, wat leidt tot trage procedures. Zo heeft de RvdK op verschillende momenten de taak om beslissingen van de GI te toetsen, terwijl voor andere beslissingen de kinderrechter beslissingen van de GI toetst. Deze voorbeelden illustreren dat de problemen in de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdhulp het belangrijkste knelpunt vormen voor het bereiken van de doelen van de wet. Door wachtlijsten en tekorten in de hulpverlening en te weinig jeugdbeschermers, is het vaak niet haalbaar om binnen de voor het kind aanvaardbare termijn voldoende hulp te bieden. Daarnaast kan het ook lang duren voordat een kinderbeschermingsmaatregel wordt uitgesproken. De onderzoekers hebben aanbevelingen geformuleerd voor onder andere de rechtsgronden voor de OTS, rechtsbescherming van ouders en jeugdigen, de transparantie van de uitvoering van de OTS en het ingewikkelde jeugdbeschermingsstelsel. Zo moet er op het niveau van de uitvoering zo snel mogelijk actie worden genomen om de wachtlijsten en tekorten aan jeugdhulp op te lossen en te zorgen voor voldoende jeugdbeschermers die de maatregelen kunnen uitvoeren. Daarnaast adviseren de onderzoekers om, ter verbetering van rechtsbescherming, toetsing van de uitvoering van een voogdijmaatregel mogelijk te maken en ouders en kinderen bij een uithuisplaatsing standaard een advocaat te geven. Ook zou het perspectiefbesluit standaard door de rechter moeten worden getoetst. De rechtsgrond voor uithuisplaatsing moet worden aangescherpt en na een uithuisplaatsing zou een omgangsplan moeten worden opgesteld. De onderzoekers concluderen echter dat de wet kan pas worden uitgevoerd zoals bedoeld, als de problemen in de uitvoering worden opgelost. (Bron: Universiteit Leiden, 7 september 2022)

‘Signaalbrief toezicht jeugdbeschermingsketen’

De overheid faalt bij haar taak om kwetsbare kinderen te beschermen. De Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) hebben bij minister Weerwind (Rechtsbescherming) en staatssecretaris Van Ooijen (VWS) aangedrongen direct te starten met een crisisaanpak voor de jeugdbeschermingsketen. De inspecties spreken de bewindslieden in een signaalbrief d.d. 13 september 2022 aan op hun verantwoordelijkheid voor het stelsel van jeugdbescherming. (Bron: IGJ, 13 september 2022)

Debat over de jeugdbeschermingsketen: Tweede Kamer vraagt om betere jeugdbescherming

De Tweede Kamer heeft op 15 september 2022 een debat gevoerd met minister Weerwind (Rechtsbescherming) en staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) over de problematiek in de jeugdzorg plaatsgevonden. Uit het op de website van de Tweede Kamer opgenomen korte verslag: De overheid "faalt bij haar taak" om kwetsbare kinderen te beschermen, concludeerden de IGJ en de Inspectie JenV. Wat doet de regering om de situatie te verbeteren? Hoge werkdruk, lange wachtlijsten en niet de juiste hulp. Het is crisis in de jeugdzorg, concludeert Peters (CDA), mede door verkeerde of ondoordachte beslissingen bij de stelselherziening van 2015. Hijink (SP) spreekt over het resultaat van "jarenlang georganiseerd onvermogen". Het is "ongelofelijk pijnlijk" dat de overheid niet in staat is om de kwetsbaarste kinderen te helpen, zegt Ceder (ChristenUnie). De brief van het kabinet staat vol met ambtelijk gebrabbel, vindt Simons (BIJ1), terwijl de problemen om een concrete aanpak vragen. De kern van het probleem zit volgens Raemakers (D66) bij de wachtlijsten en de tekorten in de zorg. We hebben de noodklok de afgelopen weken, maanden en jaren horen luiden, zegt minister Weerwind. Hij is zich ervan bewust dat de jeugdbescherming het water aan de lippen staat. Van Ooijen geeft aan dat de komende vier jaar in totaal 40 miljoen euro wordt uitgetrokken om onder andere de werkdruk te verlagen en zijinstroom te stimuleren. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat gemeenten gezamenlijk een vergelijkbaar bedrag vrijmaken. Het probleem ligt niet bij de instellingen, benadrukt Mutluer (PvdA). Volgens haar is het de overheid die het ondanks alle waarschuwingen zover heeft laten komen. Westerveld (GroenLinks) wijst erop dat zelfs de toezichthouders aangeven niet meer te weten wat ze moeten doen. Ze wil dat beter naar de inspecties geluisterd wordt. Van Haga (Groep Van Haga) pleit voor een parlementaire enquête naar de crisis in de jeugdzorg. Van Ooijen memoreert dat al sinds een rapport van de inspectie uit 2019 wordt gewerkt aan een "doorbraakaanpak". Maar dat is niet genoeg, erkent hij. De extra gelden moeten bijdragen aan een oplossing voor de korte en lange termijn. Het is alleen te rechtvaardigen dat de overheid zich bemoeit met het gezinsleven als kinderen en ouders echt geholpen kunnen worden. Zo luidt een van de uitkomsten van een recent wetenschappelijk onderzoek dat verschillende Kamerleden aanhalen. Een uithuisplaatsing zorgt vaak niet voor meer veiligheid van het kind, maar voor minder, zegt Markuszower (PVV). Weerwind trekt zich de conclusies uit het rapport aan. Alles moet erop gefocust zijn het aantal uithuisplaatsingen te reduceren, beklemtoont hij. Bij een uithuisplaatsing moet het kind in een veilige omgeving terechtkomen. De minister wil goed in de gaten houden of dit ook gebeurt. Eerder wees de IGJ erop dat het feitenonderzoek dat voorafgaat aan een gedwongen uithuisplaatsing niet altijd zorgvuldig genoeg gebeurt. Misschien kunnen oud-rechercheurs bijspringen om de kwaliteit van deze onderzoeken te verbeteren, oppert Verkuijlen (VVD). Weerwind komt in november 2022 met een plan van aanpak om de rechtsbescherming van kinderen te verbeteren. Hij bekijkt of het mogelijk is om de politie een rol te laten spelen bij het feitenonderzoek. Een van de moties die op 27 september 2022 is aangenomen, houdt in dat er onderzoek moet komen naar concrete maatregelen die de rechtspositie van kinderen in de jeugdbescherming en hun ouders beschermen. Een van de maatregelen die Kamerlid Rens Raemakers (D66) voorstelt in zijn motie is dat kinderen onder de 12 jaar mogen meepraten over beslissingen over hen. Bijvoorbeeld over het perspectiefbesluit over de vraag of het kind kan terugkeren naar huis. Dit besluit moet getoetst worden bij de rechter en daarbij moeten het kind en ook de ouders betrokken en gehoord worden. Kamerlid Don Ceder (ChristenUnie) had een motie ingediend die de regering vraagt om met betrokken partijen te praten over een crisisaanpak voor de jeugdbescherming. Die motie is overgenomen door het kabinet, waardoor De Kamer er niet meer over hoefde te stemmen. Volgens de motie moet de regering gaan praten over een crisisaanpak die handvatten biedt voor de rechtsspraak, gemeenten en jeugdbescherming om snel passende beslissingen te nemen. Belangrijk uitgangspunt is dat er samengewerkt wordt om een uithuisplaatsing te voorkomen. En wanneer het probleem bij de ouders ligt, bijvoorbeeld door een vechtscheiding, moet het mogelijk worden dat zij tijdelijk vrijwillig uit huis geplaatst worden. (Bron: Tweede Kamer 15 september 2022, NJI 28 september 2022)

‘Inspecties beëindigen verscherpt toezicht op jeugdbeschermingsregio’s Brabant en Amsterdam/Noord-Holland’

De inspecties beëindigen het verscherpt toezicht in jeugdbeschermingsregio’s Brabant en Amsterdam/Noord-Holland. Zij doen dit ondanks dat deze regio’s er nog niet in slagen voor elk kind met een jeugdbeschermingsmaatregel tijdig passende hulp te bieden. De IGJ en de Inspectie JenV constateren al geruime tijd dat de jeugdbescherming in heel Nederland door structurele problemen onder druk staat. Dit komt door de inrichting van het jeugdbeschermingsstelsel en overstijgt (deels) de invloedsfeer van de verantwoordelijke partijen in de regio’s Brabant en Amsterdam/Noord-Holland. Een interventie door de inspecties draagt daarom niet bij aan het verbeteren van de situatie en om die reden beëindigen de inspecties het verscherpte toezicht. Vanuit het toezicht lukt het niet effect of verandering te bewerkstelligen op factoren die buiten de jeugdbeschermingsregio’s en instellingen liggen, zoals financiële tekorten, arbeidsmarktproblematiek en onvoldoende inzet van passend en tijdig specialistisch hulpaanbod voor kinderen met een maatregel. De inspecties volgden de ontwikkelingen in de betreffende regio’s het afgelopen half jaar intensief. Er is gesproken met verschillende professionals die een rol spelen in de jeugdbescherming en met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen in de regio’s. Zij concluderen dat de ingezette maatregelen in de betreffende regio’s niet hebben geleid tot de gewenste verbetering. Hierdoor ontvangt een deel van de kinderen met een door de rechter opgelegde jeugdbeschermingsmaatregel niet tijdig een vaste jeugdbeschermer en passende hulp. De inspecties blijven toezien op wat de instellingen zelf kunnen doen en verbeteren in hun eigen organisatie om kinderen zo goed mogelijk te beschermen. Zij zullen niet handhavend optreden als de oorzaken van de gesignaleerde problemen buiten de invloed van de instellingen liggen, bijvoorbeeld bij een ontoereikend hulpaanbod. (Bron: IGJ, 22 september 2022)

‘De ene wapenbezitter is de andere niet: wapengeweld onder Rotterdamse jongeren terugdringen door aanpak achterliggende problematiek’

In de media is regelmatig aandacht voor toenemend messengeweld onder jongeren. Sinds 2019 is een toename van dit geweld onder jongeren zichtbaar. Rotterdam en omstreken waren meer dan eens het toneel van ernstige incidenten. Hoewel er zowel in Rotterdam als op nationaal niveau campagnes en onderzoeken zijn gedaan in de strijd tegen deze ontwikkeling, bleef er nog veel onduidelijk over de omvang, de oorzaak en de achtergrond van het probleem onder Rotterdamse jongeren. Daarom hebben wetenschappers van het departement Law, Society & Crime van Erasmus School of Law in opdracht van de Gemeente Rotterdam onderzoek gedaan naar wapens en wapengeweld in Rotterdam. In het op 21 september 2022 gepubliceerde rapport ‘Het is een probleem, maar niet voor mij’ pleit het onderzoeksteam voor campagnes gericht op de meest risicovolle groep: “Richt aandacht op achterliggende problematiek”. Het onderzoeksteam bestaat uit Frank Weerman, hoogleraar Jeugdcriminologie, Robby Roks, universitair hoofddocent Criminologie, Jeroen van den Broek en Jip Willink, allen verbonden aan het departement Law, Society & Crime. Het team heeft een mixed-methods onderzoek uitgevoerd, waarbij grootschalige kwantitatieve gegevens zijn verzameld met vragenlijsten, gesprekken met jongeren zijn gevoerd en politieregistraties zijn bestudeerd. Jongeren die betrokken zijn bij wapens (vooral messen) zijn volgens de onderzoekers onder te verdelen in drie groepen. Zo is er een groep die wel wapens bezit, maar deze nooit gebruikt of meedraagt en deze deels lijken te hebben uit een interesse voor wapens. Daarnaast onderscheiden de onderzoekers een grotere groep van jongeren die wapens ook wel eens dragen, maar niet daadwerkelijk gebruiken. Uit het rapport blijkt dat deze jongeren zich vaker onveilig voelen of daadwerkelijk ervaring hebben met bedreiging of geweld. Deze groep draagt een wapen uit zelfverdediging. De derde groep wijkt in vele opzichten af van de eerste twee groepen. Dit betreft een kleinere specifieke groep, die wapens draagt en hiermee daadwerkelijk anderen verwondt of bedreigt. Jongeren met wapens geven aan dat ze zich willen kunnen verdedigen, zich onveilig voelen of het gevoel hebben te worden bedreigd. Daarbij lijken er twee categorieën te zijn: jongeren met algemene onveiligheidsgevoelens op bepaalde plekken in de stad of hun eigen omgeving, en jongeren die concreet worden bedreigd door anderen of in een conflict zijn verzeild. Jongeren die wapens dragen of gebruiken zijn ook relatief vaak recent slachtoffer geweest van geweld. Bij de zorgen rond wapens hoort een duidelijke kanttekening, benadrukt Weerman: “De meerderheid van de Rotterdamse jongeren is niet betrokken bij wapens. Ongeveer één op de vijf ondervraagde jongeren heeft een wapen op enig moment in bezit gehad, gedragen of gebruikt in de onderzoeksperiode van acht maanden. Maar de meeste jongeren beschouwen wapens niet als normaal of acceptabel. Ze ervaren het wel als groot maatschappelijk probleem, maar kunnen problemen met geweld zelf omzeilen.” Het onderzoeksteam komt met een aantal aanbevelingen om messengeweld terug te dringen. Zo pleit het team voor campagnes gericht op de meest risicovolle groep die wapens gebruikt, voor een plek voor jongeren om hun zorgen over hun veiligheid te uiten en bevelen ze aan om de aandacht te richten op achterliggende achterstanden en problematiek. Het onderzoeksteam stelt daarnaast dat niet veel verwacht moet worden van maatregelen die alleen zijn gericht op het terugdringen van de beschikbaarheid van wapens. (Bron: Erasmus University Rotterdam, 21 september 2022)

Uitspraken van de maand september 2022

(Uitspraken gepubliceerd van 25 augustus tot 27 september 2022)

Ondanks positieve ontwikkelingen in hoger beroep ook jeugddetentie voor ‘pedojager’

Het hof bevestigt de bewezenverklaring uit het vonnis van de rechtbank en veroordeelt een verdachte die als 16-jarige betrokken was bij een zware mishandeling met de dood tot gevolg tot twaalf maanden jeugddetentie, waarvan de helft voorwaardelijk. Het hof slaat onder andere acht op de ernst van het feit waarbij het fenomeen pedojagen een rol speelde en de schok die dat teweeg heeft gebracht. Anders dan de raadsman, oordeelt het hof dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf ook in hoger beroep wél op zijn plaats is. Na het uitzitten van de straf zijn er voor de verdachte voldoende mogelijkheden om zijn studie, wellicht aan een andere hogeschool, weer op te pakken. Het hof merkt op dat de verdachte nog een heel leven voor zich heeft om de positieve ontwikkelingen die hij heeft doorgemaakt, voort te zetten. Een toekomst die het slachtoffer niet meer heeft. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7821 (datum publicatie: 13 september 2022)

Geschil perspectiefbesluit kan wel aan kinderrechter worden voorgelegd in kader geschillenregeling artikel 1:262b BW

De rechtbank is, anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2022:6492 (zie nieuwsbrief augustus 2022), van oordeel dat een geschil over een door de GI genomen perspectiefbesluit wél aan de kinderrechter kan worden voorgelegd in het kader van de geschillenregeling van artikel 1:262b BW. De rechtbank overweegt daartoe dat het perspectiefbesluit een interne beslissing van de GI is, die in grote mate bepalend is voor de wijze van uitvoering van de ondertoezichtstelling. Als de GI besluit dat het opgroeiperspectief van een kind niet meer bij de ouder(s) ligt, is de hulpverlening niet meer op thuisplaatsing gericht maar op het ondersteunen van de ouder(s) bij het invullen van hun rol van ouder op afstand. Ook de duur en frequentie van de omgang wijzigt hierdoor over het algemeen. De ondertoezichtstelling wordt vanaf dat moment dus op een andere manier uitgevoerd en de gevolgen hiervan zijn voor de ouders en de minderjarige groot. In zoverre is sprake van een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Een dergelijk geschil over een perspectiefbesluit moet naar het oordeel van de rechtbank wel binnen een redelijke termijn van drie maanden aan de kinderrechter worden voorgelegd. Rechtbank Noord-Holland 5 september 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:8195 (datum publicatie: 14 september 2022)

Spoeduithuisplaatsing ten onrechte verleend en verzoek reguliere machtiging disproportioneel

Voor het hof is onvoldoende duidelijk geworden waarom een behandeling van een regulier verzoek tot uithuisplaatsing niet kon worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Met betrekking tot het reguliere verzoek tot uithuisplaatsing heeft de GI, kort gezegd, aangegeven dat de zoon in een neutrale setting (pleeggezin) tot rust moet komen. Het hof begrijpt dit verzoek, maar voor het hof blijft onduidelijk waarom de minderjarige niet bij zijn vader kon worden geplaatst en/of inzet van andere hulpverlening geen optie meer was. Beide verzoeken worden daarom afgewezen. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8002 (datum publicatie: 20 september 2022)

Minderjarige verdient na jaren in gesloten instelling na zijn 18e verjaardag een passende vervolgplek

De kinderrechter betreurt het ten zeerste dat de minderjarige en iedereen die bij hem betrokken is, wordt geconfronteerd met de schrijnende problematiek in de landelijke (jeugd)zorg. Gelet op die situatie ziet de kinderrechter geen andere mogelijkheid dan een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de volledige verzochte duur, aangezien naar het oordeel van de kinderrechter niet te verantwoorden valt dat de minderjarige noodgedwongen op straat komt te staan wanneer voor zijn 18e verjaardag geen geschikte vervolgplek is gevonden. De kinderrechter wil met klem benadrukken dat de minderjarige, na inmiddels al jaren in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te hebben verbleven en gelet op al het werk dat door hem en door de mensen om hem heen is verricht, een passende vervolgplek verdient. Rechtbank Noord-Nederland 21 september 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3428 (datum publicatie: 23 september 2022)