Update
Redactie: mr. T. de Vette.
In deze nieuwsbrief actualiteiten op het gebied van het jeugdrecht en samenvattingen van de volgende uitspraken: Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van een minderjarige voor een verkeersdelict omdat het OM op basis van de Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt niet tot dagvaarden had mogen overgaan. De kinderrechter in de Rechtbank Zeeland West-Brabant is van oordeel dat een minderjarige, die nu strafrechtelijk in een JJI verblijft, beter af is met een gesloten plaatsing dan bij een verblijf in een justitiële instelling. De kinderrechter stelt een tweeling die vanwege politiecontacten al onder toezicht staat van de jeugdreclassering tevens onder toezicht van de GI, zodat ook de benodigde hulpverlening voor het hele gezin, evenals de belangen van het jonge broertje meegenomen kunnen worden. De kinderrechter in de Rechtbank Noord-Nederland vindt dat er onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die rechtvaardigen dat een tienjarige jongen, die zijn moeder heeft geprobeerd te doden kind gesloten wordt geplaatst, laat staan onder deze omstandigheden en concludeert dat in feite sprake is van ongeoorloofde detentie.
Actualiteiten juni 2022
Hervormingsagenda Jeugd komt weer in beweging
Dit najaar wordt de Hervormingsagenda Jeugd 2022-2028 vastgesteld, half november moet de hoofdlijnenagenda klaar zijn. Gemeenten betalen - onder protest - zelf voor de uitvoeringskosten van de agenda. Dit staat in de VNG-ledenbrief van begin juni 2022. De VNG verwacht van het rijk wet- en regelgeving die leidt tot een inperking van de reikwijdte van de jeugdhulpplicht en een betere samenwerking tussen de verschillende domeinen. In september en oktober vindt er een brede consultatieronde plaats. Daarna zal de agenda tijdens een bestuurlijk overleg worden vastgesteld door de VNG, het rijk en de overige betrokken partijen. In de brief stelt de VNG voor om de regionale invulling van de hervormingsagenda neer te leggen bij de 42 jeugdhulpregio’s. De komende tijd gaat de vereniging hierover in gesprek met gemeenten. Met het rijk heeft de VNG afgesproken dat er ‘tijdig’ een deskundigencommissie wordt opgericht die vaststelt hoe de maatregelen uit de agenda worden ingevoerd. Ook monitort deze commissie de inhoudelijke en financiële opbrengsten van de maatregelen. De jaarlijkse uitvoeringskosten van de hervormingsagenda zijn voorlopig geraamd op 9 miljoen euro. Dit bedrag reserveert VWS elk jaar op het gemeentebudget. De VNG stemt hier onder protest mee in, ‘vanwege het grote belang van de hervormingsagenda’. Als voorwaarde stelt zij dat ‘de inzet van de middelen wordt afgestemd met de VNG en dat de middelen die niet worden uitgegeven achteraf alsnog via de Algemene Uitkering aan de gemeenten ter beschikking worden gesteld'. Doelen van de hervorming blijven onveranderd: een financieel beheersbaar jeugdhulpstelsel en een betere hulpverlening. ‘ Begin mei zijn de besprekingen tussen het rijk en de VNG over de Hervormingsagenda na lange tijd weer hervat. Dit gebeurde nadat staatssecretaris Van Ooijen van VWS toezegde dat de structurele extra besparing van 511 miljoen euro uit het Regeerakkoord ‘voor rekening en risico’ van het rijk komt. De VNG heeft in een brief aan Van Ooijen aangegeven onder voorwaarden hieraan te willen meewerken. Deze plannen moeten voor gemeenten goed uitvoerbaar zijn en mogen de Hervormingsagenda Jeugd niet belemmeren. Bovendien moet er zo snel mogelijk duidelijkheid komen over de financiële consequenties voor gemeenten van een eventuele eigen bijdrage. (Bron: Binnenlands Bestuur, 3 juni 2022)
Minder nieuwe pleegouders in 2021
In 2021 zijn 2.297 nieuwe pleegouders ingeschreven. Dat is 13% minder in vergelijking met 2020. Daardoor is het tekort aan pleegouders groter geworden. Dit blijkt uit de Factsheet Pleegzorg 2021 van Pleegzorg Nederland, onderdeel van de brancheorganisatie Jeugdzorg Nederland. Door een tekort aan pleegouders duurt het langer voordat er een passende plek gevonden is. Het risico bestaat dan dat kinderen vaker doorgeplaatst worden. Een tekort aan pleegouders is er in de volle breedte, maar vooral voor jeugdigen met ernstige emotionele-, hechtings- of gedragsproblemen, voor broers en zussen die bij voorkeur samen worden geplaatst en voor intensievere vormen van deeltijdpleegzorg. In 2021 hebben 17.548 pleeggezinnen zich ingezet voor de opvang van 22.748 jeugdigen. Het aantal jeugdigen dat gebruik heeft gemaakt van pleegzorg is in 2021 licht afgenomen. 20% van de nieuwe plaatsingen betreft deeltijdpleegzorg. Dat is een toename van 4% in vergelijking met 2020. Op 31 december 2021 woonden 18.369 jeugdigen bij pleegouders. Het aantal jeugdigen dat wacht op een plaatsing bij pleegouders is gelijk gebleven. Op 31 december 2021 wachtten 873 jeugdigen op een plaatsing bij pleegouders. Ruim de helft van de jeugdigen wacht op deeltijdpleegzorg, een populaire variant binnen pleegzorg waarbij jeugdigen in principe thuis wonen maar af en toe bij pleegouders verblijven om ouders te ontlasten. (Bron: Jeugdzorg Nederland 21 juni 2022)
Reclassering adviseert meestal op maat
De Inspectie Justitie en Veiligheid (JenV )is overwegend positief over manier waarop de reclassering haar adviestaak uitvoert. Reclasseringsadviezen zijn over het algemeen bruikbaar en uitvoerbaar. Ze kunnen bijdragen aan een veiligere samenleving. De Inspectie JenV signaleert in haar onderzoek ‘Op maat adviseren’ ook diverse knelpunten, die ertoe leiden dat een advies mogelijk onvoldoende aansluit op een verdachte en zijn of haar problemen. Rechtbank en OM zijn over het algemeen positief over de bruikbaarheid en uitvoerbaarheid van adviezen. Om de kwaliteit te waarborgen zorgt de reclassering intern voor voldoende afstemming en controle. Elke reclasseringsorganisatie heeft haar eigen specialisme. Maar niet in alle gevallen lijkt de opdracht voor een advies bij de juiste adviseur terecht te komen, waardoor bijvoorbeeld de inzet van een enkelband in huiselijk geweldzaken niet altijd wordt overwogen. Het OM en de rechtbank geven niet altijd aan waar de adviseur op moet letten (bijvoorbeeld de financiële situatie). Hierdoor kunnen verwachtingen van OM en rechtbank als opdrachtgevers en de reclassering uiteenlopen. Verder zijn er onvoldoende reclasseringsmedewerkers om álle opdrachten uit te voeren. De Inspectie JenV keek specifiek naar drie thema’s; het adolescentenstrafrecht, huiselijk geweld en elektronische monitoring oftewel de enkelband. Zij zag daar diverse knelpunten omdat de voorgeschreven werkwijze niet altijd wordt gevolgd. Zo gebruikt de reclassering de zogeheten meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling onvoldoende, waardoor hulpverlening mogelijk achterwege blijft. Terwijl het verplicht is om in alle gevallen, ongeacht het delict, na te gaan of sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Nu gebeurt dat niet bij alle zaken, meestal door tijdsdruk die adviseurs ervaren. Bij advisering over verdachten tot 23 jaar weegt de reclassering volgens het inspectie-onderzoek niet altijd goed onderbouwd af wat beter bij de jongere past: jeugdstrafrecht of volwassenstrafrecht. Het maakt nogal verschil wat wordt geadviseerd. Het jeugdstrafrecht legt het accent op ‘leeftijdsadequate ontwikkeling’; een ontwikkeling van jongeren die past bij hun leeftijd. En niet zozeer op straffen zoals bij volwassenenstrafrecht. Probleem in het jeugdstrafrecht is dat de daarbij horende hulpverlening voor jongeren vaak ontoereikend of niet beschikbaar is. Zo is er te weinig personeel en zijn er te weinig plaatsen voor de jongeren. De reclassering kan wel jeugdrecht en daarmee hulpverlening adviseren, maar dan moet die hulp er dan ook wel zijn. Anders valt de jongere tussen wal en schip. De Inspectie JenV vindt het van het grootste belang dat de reclassering voor elk advies nagaat of sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, zoals is voorgeschreven. Dit moet met urgentie worden uitgevoerd, vindt zij. Ook dient de reclassering bij jongeren tot 23 jaar goed af te wegen of die volgens het jeugdstrafrecht of het volwassenstrafrecht moeten worden veroordeeld. Om kwalitatief goede adviezen op te stellen die ook uitgevoerd kunnen worden, beveelt de Inspectie JenV de minister voor Rechtsbescherming aan om te zorgen voor voldoende mensen bij de reclassering. Ook moet hulpverlening beschikbaar zijn voor jongeren voor wie dat wordt geadviseerd. (Bron: Inspectie JenV, 15 juni 2022)
Ouders en kinderen beter betrekken bij afweging over uithuisplaatsing
Feitenonderzoek dat wordt gedaan voorafgaand aan een gedwongen uithuisplaatsing van een kind is niet altijd en niet op alle onderdelen zorgvuldig genoeg. Professionals in de jeugdbescherming geven niet genoeg mondelinge en schriftelijke onderbouwing waarom een uithuisplaatsing nodig is. Wel is duidelijk dat er altijd sprake is van een combinatie van problemen. Ook worden beslissingen om een uithuisplaatsing aan te vragen door meerdere deskundigen samen genomen. Het zijn zeer bevlogen professionals die zich naar hun beste vermogen inzetten voor een gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen. Maar zij lopen op tegen grenzen in het ingewikkelde systeem van de jeugdbescherming. Dat is de conclusie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) na onderzoek over 45 uithuisplaatsingen. De inspectie bekeek de dossiers en sprak met de betrokkenen. Het gaat om zaken van de Raad voor de Kinderbescherming en van gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming. Zij kunnen bij de kinderrechter een aanvraag voor een gedwongen uithuisplaatsing indienen. Vorig jaar waren er 3.301 nieuwe uithuisplaatsingen. Onderzoekers van de Raad en jeugdbeschermers van GI’s vinden dat zij goed luisteren naar de verwachtingen en wensen van kinderen en ouders, maar die ervaren dat zelf anders. Ongeveer de helft voelt zich niet serieus genomen of begrepen. De besluitvorming over hun gezin ervaren zij als een ‘black box’. Een aanbeveling van de inspectie is ervoor te zorgen dat kinderen en ouders betrokken worden bij de afweging of en waarom een uithuisplaatsing nodig is. En dat zij zich serieus genomen en begrepen voelen. Zelfs als de uitkomst iets anders is dan zij eigenlijk willen. De keten van jeugdbescherming is versnipperd. Gezinnen krijgen daardoor te maken met verschillende professionals met verschillende verantwoordelijkheden. Die versnippering is funest voor het opbouwen van een samenwerkingsrelatie van professionals met een gezin. Ook hebben zij weinig tijd om een band met een gezin op te bouwen. De professionals moeten in de eerste plaats in kaart brengen of een kind of jeugdige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Jeugdbeschermers kunnen wel (verplichte) hulp inzetten bij opvoeden en jeugdhulp, maar niet op andere terreinen zoals huisvesting of financiën. Van jeugdbeschermers valt niet te verwachten dat zij ouders helpen hun leven op orde te krijgen, bijvoorbeeld bij wonen, werken, gezondheid, geestelijke gezondheid, huiselijk geweld of relatieproblemen. Terwijl zulke problemen - en combinaties daarvan - juist een kind in zijn ontwikkeling kunnen bedreigen. Door wachtlijsten in de jeugdbescherming blijven kinderen langer in onveilige situaties. Ze raken meer beschadigd, problemen worden groter. Daardoor kan de situatie thuis onhoudbaar worden. De wachtlijsten zorgen er dan voor dat uithuisplaatsing niet meer is te voorkomen. Ook terugplaatsing en herstel van het contact tussen kind en ouders wordt door de wachtlijsten moeilijker. De inspectie komt met nog meer aanbevelingen, waaronder: Ervoor zorgen dat er omgang en contact tussen ouders en kind blijft of dat dat hersteld wordt, tenzij dat absoluut niet in het belang van het kind is. Meer aandacht voor de positie en rechtsbescherming van ouders en kinderen; jeugdigen en ouders moeten actief gewezen worden op de mogelijkheid van een vertrouwenspersoon en de klachtenprocedure. Gemeenten zouden elke jeugdige en ouder die te maken krijgt met een jeugdbeschermingsmaatregel, actief een onafhankelijke vertegenwoordiger of vertrouwenspersoon moeten aanbieden. (Bron: IGJ 27 juni 2022)
Rechtspraak gaat uithuisplaatsing kinderen in toeslagenaffaire onderzoeken
De Rechtspraak gaat zelf onderzoek doen naar de uithuisplaatsing van kinderen uit gezinnen die gedupeerd zijn door de toeslagenaffaire. Dat is nu nog niet mogelijk omdat de persoonsgegevens van de gedupeerden niet bekend zijn en dus onduidelijk is om welke zaken het gaat. Minister Weerwind heeft echter wetgeving aangekondigd die inzage in en het delen van die persoonsgegevens mogelijk moet maken. Zodra dat geregeld is, kan het onderzoek van start. De Rechtspraak vindt het van groot belang zelf te onderzoeken wat de overwegingen van de kinderrechters waren om verzoeken tot uithuisplaatsing bij deze groep ouders toe te wijzen en zal daarmee beginnen zodra de persoonsgegevens van de gedupeerden bekend zijn. Dat staat los van de bredere reflectie waar familie- en jeugdrechters mee bezig zijn. In navolging van de bestuursrechters reflecteren zij op hun taak, rol en aanpak in gezags- en omgangskwesties en jeugdbeschermingszaken, zoals ondertoezichtstellingen uithuisplaatsingen. (Bron: rechtspraak.nl, 28 juni 2022)
Uitspraken van de maand juni 2022
(Uitspraken gepubliceerd van 23 mei tot 30 juni 2022)
OM had niet tot dagvaarden minderjarige mogen overgaan
Het hof verklaart het openbaar ministerie (OM) niet-ontvankelijk in de vervolging van een minderjarige wegens overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Naar het oordeel van het hof is de aan de verdachte ten laste gelegde overtreding een licht delict. Gelet hierop en op het feit dat (1) de verdachte destijds minderjarig was; (2) first offender is en (3) niet is gebleken van achterliggende problematiek, betekent dit dat het OM op basis van de Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt niet tot dagvaarden had mogen overgaan. Naar het oordeel van het hof is hetgeen door het OM is aangevoerd over de ernst van het letsel onvoldoende om een afwijking van de hoofdlijn van de Richtlijn te rechtvaardigen. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 mei 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4178 (datum publicatie: 24 mei 2022)
Kinderrechter vindt dat minderjarige in gesloten accommodatie beter af is dan in JJI
De kinderrechter concludeert dat de regels, structuur en het toezicht gedurende het verblijf van de minderjarige bij zijn broer en bij zijn oma onvoldoende zijn gebleken, in die zin dat sprake is geweest van een terugval in strafrechtelijk verwijtbaar gedrag waardoor hij nu weer in voorarrest zit. De GI ziet geslotenheid tot de minderjarige volwassen is als enige optie om hem (1) vanuit een ondertoezichtstelling te kunnen begeleiden; (2) de juiste opvoeding en verzorging te bieden en (3) passende ondersteuning richting een diploma en/of werk te bieden. De minderjarige zegt zelf ook tot het inzicht te zijn gekomen dat de gesloten plaatsing voor hem op dit moment noodzakelijk is. Naar het oordeel van de kinderrechter is hij daar beter af dan bij verblijf in een justitiële instelling. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 mei 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3374 (datum publicatie: 23 juni 2022)
Ondanks toezicht in kader van jeugdreclassering ook ondertoezichtstelling uitgesproken
Een in 2005 geboren tweeling staat na politiecontacten in contact met de jeugdreclassering. Na een schietincident en huiselijk geweld bij de jongens thuis verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de tweeling en hun zeven jaar jongere broertje onder toezicht te stellen. De kinderrechter wijst dit toe, omdat op deze wijze de benodigde hulpverlening evenals de belangen van het jonge broertje gewaarborgd worden. De vaste jeugdreclasseerder van de tweeling zal in hoedanigheid van gezinsmanager ook de ondertoezichtstelling uitvoeren. Rechtbank Amsterdam 13 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2598 (datum publicatie: 24 juni 2022)
Plaatsing tienjarige die moeder probeerde te doden op gesloten afdeling is ongeoorloofde detentie
De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt een gesloten machtiging voor een tienjarig kind dat heeft getracht zijn moeder van het leven te beroven. De piketkinderrechter vindt dat die machtiging niet kan worden verleend, omdat de gesloten plaatsing feitelijk neerkomt op een ongeoorloofde detentie en ook omdat niet is gebleken dat er geen minder verstrekkend alternatief beschikbaar is. Rechtbank Noord-Nederland 23 juni 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2143 (datum publicatie: 24 juni 2022)