Naar boven ↑

Update

Nummer 5, 2022
Uitspraken van 28-03-2022 tot 23-05-2022
Redactie: mr. T. de Vette.

In deze nieuwsbrief actualiteiten op het gebied van het jeugdrecht en samenvattingen van de volgende uitspraken: De Rechtbank Oost-Brabant acht het van belang dat de GI en de ouders de mogelijkheid hebben het standpunt van de GI over het perspectief van de kinderen tijdig aan de rechtbank voor te leggen via de geschillenregeling van artikel 1:262b BW, zodat de GI ontvankelijk wordt verklaard in dat verzoek. De Rechtbank Amsterdam stelt een ruimere zorgregeling vast dan een vader wenst en benadrukt daarbij dat naast een recht op omgang van hun ouders met hun kinderen ook plicht op ouders ligt om voor hun minderjarige kinderen te zorgen. Het Gerechtshof ’s Hertogenbosch oordeelt in een zaak van een jeugdige verdachte dat aan de samenleving kan worden uitgelegd dat diens voorlopige hechtenis zal worden geschorst voor bepaalde duur en onder een aantal strenge voorwaarden, mede in aanmerking nemend dat dergelijke relatief jeugdige verdachten zo kort mogelijk moeten verblijven op een plaats waar zij continu worden blootgesteld aan negatieve prikkels. De kinderrechter in de Rechtbank Noord-Holland vindt het moedig dat de GI de stap heeft gezet twee kinderen na vijf jaar toch weer bij hun ouders terug te willen plaatsen en - buiten de gebaande paden en na het nemen van een opvoedbesluit - naar oplossingen is blijven zoeken die tegemoet komen aan de belangen van de kinderen.

Actualiteiten mei 2022

  • Factsheet uithuisplaatsingen
    Op verzoek van het parlement hebben prof. Marielle Bruning, dr. Kartica van der Zon, prof. Lenneke Alink en dr. Sabine van der Asdonk van de Universiteit Leiden een factsheet opgesteld waarin knelpunten bij uithuisplaatsingen worden belicht vanuit gedragswetenschappelijk (pedagogisch) en juridisch perspectief. Gedragswetenschappelijk onderzoek laat zien dat uithuisplaatsingen, hoewel in sommige gevallen noodzakelijk, vaak niet tot de gewenste verbeteringen in de ontwikkeling van het kind leiden en dat juist stabiliteit en veiligheid voor kinderen van uiterst belang zijn. In de factsheet worden ook concrete aanbevelingen gedaan, zoals: zet vol in op het voorkomen van uithuisplaatsingen (dat betekent tijdig de juiste hulp inschakelen door specialistische professionals); besteed daarbij aandacht aan tijdige inzet van wetenschappelijk bewezen effectieve interventies;  besteed ook meer aandacht aan de rechtsbescherming van kinderen en ouders en zorg voor voldoende mogelijkheden voor stabiele plaatsingen in pleegzorg. (Bron: Universiteit Leiden, 6 mei 2022)
     
  • Actualisatie uithuisplaatsingen toeslagenaffaire, 2015 t/m 2021
    Op 26 november 2021 heeft het CBS op verzoek van het ministerie van JenV een tabellenset over uithuisplaatsingen bij gedupeerden van de toeslagenaffaire gepubliceerd. Eind april 2022 heeft het CBS hiervoor een actuele lijst (stand 1 april 2022) ontvangen van de Uitvoeringsinstantie Herstel Toeslagen (UHT). Van de kinderen op deze lijst hebben 1675 een uithuisplaatsing gehad in de jaren 2015 t/m 2021, waarvan er nog 555 liepen op 30 december 2021. Van de eerder gepubliceerde 420 kinderen van gedupeerden met een UHP op 30 december 2020 bleken op 30 december 2021 280 kinderen nog uithuisgeplaatst. Omdat er in toenemende mate behoefte is aan zicht op de situatie bij deze kinderen na afloop van de UHP, is in de tabellen nu ook informatie opgenomen over de reden van beëindiging van de meest recent beëindigde jeugdbeschermingsmaatregel. Het CBS maakt wel enkele belangrijke kanttekeningen. Zo heeft het CBS nog niet onderzocht of deze kinderen onder- of oververtegenwoordigd zijn in het totale aantal uithuisplaatsingen; dat zal de komende maanden gebeuren op verzoek van de Inspectie JenV. Verder geven de gepubliceerde cijfers geen inzicht in een eventueel verband tussen de UHP en de toeslagenaffaire; het CBS heeft geen onderzoek gedaan naar oorzaken van de UHP. (Bron: CBS, 11 mei 2022)
     
  • Rechters luiden noodklok over voortdurende verslechtering van zorg voor kwetsbare kinderen
    De Rechtspraak wil met minister Weerwind (Rechtsbescherming) en staatssecretaris Van Ooijen (VWS) in gesprek over de tekortschietende zorg voor kwetsbare kinderen. Dat staat in een brief aan de bewindslieden uit maart 2022, waar nog geen formele reactie op is gekomen. In de brief wordt aangedrongen op onmiddellijke maatregelen. Rechters luidden al eerder de noodklok, maar zien dat de situatie alleen maar slechter wordt. Aanleiding is de groei van wachtlijsten in de jeugdzorg, waardoor ingrijpende rechterlijke beslissingen onvoldoende of te laat worden uitgevoerd. In de praktijk blijkt geregeld dat onderzoek en de noodzakelijke hulp na een uitspraak lang op zich laten wachten, bijvoorbeeld omdat gezinsvoogden of jeugdhulpverleners niet beschikbaar zijn. Dat kan onomkeerbare gevolgen hebben, als een uithuisgeplaatst kind zo gehecht raakt aan het pleeggezin dat het niet terug naar huis kan. Onder de noemer ‘uniform hulpaanbod’ heeft de Rechtspraak afspraken gemaakt met gemeenten en de jeugdhulpketen over snelle hulpverlening na een rechterlijke uitspraak, maar ook hier gooien wachtlijsten bij gemeenten roet in het eten. Kinderen die door de complexe scheiding van hun ouders beschadigd dreigen te raken, worden daardoor niet of onvoldoende geholpen. Dit kan leiden tot grotere schade in hun ontwikkeling, met ingrijpen door de kinderrechter als gevolg. In het jeugdstrafrecht spelen vergelijkbare problemen. Rechters zien in hun werk dagelijks de gevolgen van wetgeving die niet goed uitpakt en problemen bij de uitvoering van wetten, bijvoorbeeld door gebrek aan geld en menskracht. Om onrecht te voorkomen wil de Rechtspraak zulke bevindingen delen met de wetgever. (Bron: Rechtspraak.nl, 11 mei 2022)

    Staatssecretaris: prioriteit voor meest kwetsbare kinderen, marktwerking beperken
  • Staatssecretaris van Ooijen (VWS) wil flinke hervormingen in de jeugdzorg doorvoeren om de zorg te verbeteren voor kinderen, jongeren en gezinnen die dat nodig hebben. Het goed organiseren van zorg voor kinderen met de meest complexe problemen heeft daarbij de hoogste prioriteit en dat vraagt om meer regie en professionele ruimte. Het huidige systeem werkt vooral lichtere vormen van zorg in de hand. De staatssecretaris wil een duidelijke afbakening in de wet wat onder jeugdhulp valt, met het doel om kinderen die het echt nodig hebben beter en sneller te kunnen helpen. Ook wil hij de marktwerking terugdringen en de perverse prikkels uit het jeugdzorgsysteem halen, onder andere door excessieve winsten aan te pakken en de groei van het aantal jeugdzorgaanbieders te beteugelen. Samen met minister Weerwind (Rechtsbescherming) heeft hij op 13 mei 2022 de Tweede Kamer in een brief (Kenmerk 3363611-1028816-J) geïnformeerd over zijn plannen om de jeugdzorg te verbeteren en financieel beter beheersbaar te maken. Het beroep op jeugdzorg is de afgelopen decennia sterk gestegen. Volgens de nieuwste CBS-cijfers ontving in 2021 ongeveer 1 op de 7,5 jongeren tot 18 jaar enige vorm van jeugdhulp. Ter vergelijking: in 2015 ontving 1 op de 10 jongeren jeugdhulp en in 1997 bedroeg dit grofweg 1 op de 27. In de brief staan vijf ‘leidende principes’ voor de inhoudelijke verbeteringen van de jeugdzorg. Een deel van deze hervormingen wordt uitgewerkt in de Hervormingsagenda. Eerder dit jaar hebben gemeenten hun medewerking aan de Hervormingsagenda opgeschort, naar aanleiding van de voorgenomen besparing op de jeugdzorg van € 511 miljoen. Nu het kabinet heeft besloten dat deze besparing een Rijksverantwoordelijkheid is, zijn gemeenten weer gecommitteerd om samen tot de Hervormingsagenda te komen. Concreet betekent dit dat het aan de Rijksoverheid is om aanvullende maatregelen te nemen die tot de besparing zullen leiden. (Bron: Rijksoverheid, NJI 13 mei 2022)
     
  • Brief aan bewindspersonen: passende jeugdhulp nú nodig
    De GI’s en de RvdK vragen in een gezamenlijke brief aan het kabinet en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aandacht voor het urgente probleem van het gebrek aan passende jeugdhulp: “Wij komen in gezinnen waar problemen groot zijn en hulp dringend nodig is. Wij zien dat die hulp er te vaak niet (tijdig) is. Met onaanvaardbare risico’s voor kinderen als gevolg. We ervaren dat we onze maatschappelijke opdracht om kinderen te beschermen nu onvoldoende kunnen waarmaken. Wij vragen minister Weerwind en staatsecretaris Van Ooijen daarom om de focus te verleggen naar vandaag en morgen, en te zorgen voor een duidelijke doorzettingsmacht zodat we sneller vanuit een stabiele basis kunnen doorbouwen aan een toekomstbestendige zorg voor en bescherming van onze jeugd.” (Bron: William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, 16 mei 2022)
     
  • Kamer neemt motie uithuisplaatsing aan
    Binnen een half jaar moet de herziening zijn afgerond van lopende uithuisplaatsingen in gezinnen die erkend zijn als gedupeerden door de toeslagenaffaire. Dat is de strekking van een motie die de Tweede Kamer op 17 mei 2022 heeft aangenomen. De motie is ingediend tijdens het Kamerdebat over de uithuisplaatsingen op 12 mei 2022. De regering moet ouders, als zij dat willen, de mogelijkheid bieden om herziening van de uithuisplaatsing aan te vragen en zo’n herziening binnen een half jaar afronden. Het is nog niet duidelijk hoe het kabinet invulling gaat geven aan de aangenomen motie. De Tweede Kamer stelde zich in het debat op 12 mei kritisch op over de uithuisplaatsingen. Kamerleden vroegen waarom het ondersteuningsteam niet de bevoegdheid heeft om kinderen terug te plaatsen naar huis. Minister Weerwind wees erop dat de kinderrechter oordeelt over terugkeer. Minister-president Mark Rutte vroeg de Kamer het ondersteuningsteam een kans te geven, maar zei bereid te zijn om als het nodig is later nog te kijken naar ‘doorzettingsmacht’ voor het team. (Bron: NJI, 18 mei 2022)

Uitspraken van de maand mei 2022

(Uitspraken gepubliceerd van 28 maart 2022 tot 23 mei 2022)

  • GI kan geschil opvoedperspectief op grond van artikel 1:262b BW voorleggen aan rechtbank
    De GI legt op grond van de geschillenregeling OTS (artikel 1:262b BW) een verzoek voor aan de rechtbank betreffende een perspectiefstandpunt voor twee uit huis geplaatste kinderen. De rechtbank overweegt dat de geschillenregeling de GI de mogelijkheid biedt geschillen met de ouder(s) over de uitvoering van de OTS en die niet op enig andere manier door de rechtbank kunnen worden getoetst, aan de rechtbank voor te leggen. Een visieverschil tussen de GI en een ouder over het perspectief van de kinderen is naar het oordeel van de rechtbank zo’n geschil. Als een perspectiefstandpunt van de GI pas in het kader van een verzoek tot gezagsbeëindiging aan de rechtbank wordt voorgelegd, is vaak al veel tijd verstreken, met alle gevolgen van dien. De rechtbank acht het daarom van belang dat de GI en de ouders de mogelijkheid hebben om het standpunt van de GI over het perspectief van de kinderen tijdig aan de rechtbank voor te leggen via de geschillenregeling van artikel 1:262b BW, zodat de GI ontvankelijk wordt verklaard in het verzoek. Rechtbank Oost-Brabant 19 april 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:1798 (datum publicatie: 3 mei 2022)
  • Rechtbank stelt ruimere zorgregeling vast dan de vader wenst
    Een moeder van vier kinderen verzoekt om een omgangsregeling waarbij de kinderen eens in de twee weken in het weekend bij hun vader verblijven. De vader verweert zich tegen dit verzoek, omdat hij zegt dat een weekend per maand het maximaal haalbare is. De rechtbank benadrukt dat op grond van wet en vaste rechtspraak niet enkel sprake is van een recht op het hebben van een band en contact met een kind, maar dat als tegenhanger daarvan ook een plicht op ouders ligt om voor hun minderjarige kinderen te zorgen. Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor het gegeven dat de vader deels door zijn werk gebonden is, zal hij vanuit dit gezichtspunt meer zijn best moeten doen om ruimte te maken voor de kinderen. Zo nodig zou de man zijn werkgever kunnen informeren dat hij op grond van een rechterlijke uitspraak beschikbaar moet zijn voor de kinderen, aldus de rechtbank.  Het verzoek van de moeder wordt dan ook toegewezen. Rechtbank Amsterdam 13 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2092 (datum publicatie: 4 mei 2022)
  • ‘Relatief jeugdige verdachten moeten zo kort mogelijk verblijven op plaats waar zij continu worden blootgesteld aan negatieve prikkels’
    Een jonge verdachte van een straatroof verzoekt zijn voorlopige hechtenis op te heffen. Na afwijzing door de rechtbank, wijst het hof dit verzoek toe. Daarbij overweegt het hof dat personen met een relatief jeugdige leeftijd zo kort mogelijk dienen te verblijven op een plaats waar zij continue worden blootgesteld aan negatieve prikkels. Het hof overweegt verder dat de verdachte nu ruim een maand gedetineerd is en dat die detentie zal hebben bijgedragen tot een zekere mate van reflectie, waarmee de kans op herhaling mogelijk zal zijn verkleind. Daarnaast houdt het hof rekening met de omstandigheden waaronder het aan verdachte verweten feit zou zijn gepleegd namelijk na gebruik van alcohol, welk gebruik kennelijk een criminogeen karakter heeft. Alles overziend oordeelt het hof dat aan de samenleving kan worden uitgelegd dat de voorlopige hechtenis zal worden geschorst voor bepaalde duur onder een aantal strenge voorwaarden. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 april 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1485 (datum publicatie: 10 mei 2022)
  • Terugplaatsing kinderen, ondanks genomen opvoedbesluit dat perspectief in gezinshuis lag
    Twee minderjarigen zijn na een periode van ruim vijf jaar uithuisplaatsing weer teruggeplaatst bij de ouders thuis. Ondanks een reeds genomen Opvoedbesluit, waarin was besloten dat het opvoedperspectief niet meer bij de ouders lag, is de GI blijven kijken naar het belang van de kinderen. De strijd tussen de ouders is gestopt en hun relatie is gestabiliseerd. De vader drinkt nagenoeg niet meer en de moeder heeft haar drankgebruik onder controle. Gezien de toenemende spanningen in het gezinshuis heeft de GI aanleiding gezien geen verlenging van de uithuisplaatsing te verzoeken. Hier kan de kinderrechter zich in vinden. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen, zodat zicht blijft op de (opvoed)situatie van de kinderen en het borgingsplan en de terugplaatsing goed gemonitord kunnen worden. Rechtbank Noord-Holland 22 april 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:4196 (datum publicatie: 13 mei 2022)