Naar boven ↑

Update

Nummer 1, 2022
Redactie: mr. T. de Vette.

In deze nieuwsbrief actualiteiten op het gebied van het jeugdrecht en samenvattingen van de volgende uitspraken: Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verlengt de gesloten plaatsing van een jeugdige met een jaar, omdat vanwege zijn langdurig onttrekking het resocialisatietraject is stopgezet en onbekend is wanneer dit weer opgestart kan worden. De kinderrechter in de Rechtbank Noord-Holland wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige jongen af, omdat zijn moeder de noodzakelijke hulpverlening accepteert en de GI naar het oordeel van de kinderrechter haar energie beter kan steken in de zaken die daadwerkelijk de betrokkenheid van een jeugdbeschermer vereisen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wijst de gesloten plaatsing van een jeugdige af omdat er diverse (formele) gebreken) kleven aan het verzoek. De Raad van Discipline ’s Hertogenbosch legt een advocaat de maatregel van berisping op omdat hij, onder andere, zonder toestemming van de advocaat van klager een brief aan diens minderjarige zoon heeft gezonden en onvoldoende rekening heeft gehouden met het effect van zijn brief op de zoon. Het Gerechtshof ’s Hertogenbosch concludeert dat niet is gebleken dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor een minderjarige en oordeelt dat daarom niet is voldaan aan de vereisten die artikel 8 EVRM stelt aan een gezagsbeëindiging.

Actualiteiten januari 2022

  • Verandering Woonplaatsbeginsel met ingang van 2022

Met ingang van 1 januari 2022  is het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet gewijzigd. Het woonplaatsbeginsel is een hulpmiddel om te bepalen welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp aan een jeugdige. In de nieuwe definitie ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (de BRP). Deze definitie is van toepassing voor jeugdhulp zonder verblijf. Bij jeugdhulp met verblijf is de woonplaats: de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaande aan zijn verblijf zijn woonadres had in de zin van de Wet basisregistratie personen. De gemeente waar de jeugdige vandaan komt, blijft dus verantwoordelijk voor de jeugdige en voor de kosten van de jeugdhulp voor deze jeugdige. In een nieuwsbericht op de website van de Rijksoverheid wordt voor meer informatie verwezen naar de website van de VNG. (Bron: Rijksoverheid)
 

  • Kosteloze rechtsbijstand voor ontboden minderjarige verdachten
    Er is een tijdelijke regeling in de maak die ontboden minderjarige verdachten voorziet van kosteloze rechtsbijstand. Dat meldt het ministerie van Justitie en Veiligheid in een brief, die op 7 januari 2022 op de website van de Rijksoverheid is gepubliceerd. Deze regeling komt tot stand in overleg met de Raad voor Rechtsbijstand, de politie en de Nederlandse orde van advocaten (NOvA). Zodra deze regeling klaar is, wordt deze in de systemen van genoemde organisaties verwerkt en gaat dan in. Vanaf dat moment kan een minderjarige verdachte die een ontbieding voor een politieverhoor heeft ontvangen via de Raad voor Rechtsbijstand gesubsidieerde rechtsbijstand krijgen via toevoeging van een jeugdrechtadvocaat. De regeling gaat zo snel als mogelijk in, maar de aanpassing van de systemen kost enige tijd. In de tussenliggende periode kan via de bestaande Regeling adviestoevoeging zelfredzaamheid (Ratz) een vergoeding voor de rechtsbijstand aan ontboden minderjarige verdachten worden aangevraagd. Hierbij wordt het inkomen niet getoetst. Er wordt ook geen eigen bijdrage opgelegd. Een verwijzing vanuit het Juridisch Loket is niet verplicht. Op 9 november 2021 heeft de bestuursrechter in de Rechtbank Amsterdam een uitspraak gedaan over het recht op kosteloze rechtsbijstand aan ontboden minderjarige verdachten (ECLI:NL:RBAMS:2021:6411). Hoewel de Raad voor Rechtsbijstand op verzoek van de minister voor Rechtsbescherming tegen deze uitspraak hoger beroep bij de Raad van State heeft ingesteld, kan dus nu al wel worden voorzien in rechtsbijstand bij politieverhoor voor ontboden minderjarigen verdachten. (Bron: Rijksoverheid)
     
  • ‘Zorgen over uithuisplaatsing van kinderen: juiste hulp blijft uit’

De juiste zorg en ondersteuning blijft vaak uit voor kinderen en ouders wanneer een uithuisplaatsing dreigt of daadwerkelijk plaatsvindt. Dit blijkt uit onderzoek van kinderrechtenorganisatie Defence for Children, die op 14 januari 2022 alarm sloeg over het jeugdbeschermingsstelsel. Belangrijke oorzaken zijn de lange wachtlijsten in de zorg en het gebrek aan passende hulp. Afgelopen jaren kreeg Defence for Children verschillende signalen over uithuisplaatsingen via de Kinderrechtenhelpdesk. Vorig jaar groeiden 43.000 kinderen niet in hun oorspronkelijke thuissituatie op. Ruim 18.900 kinderen werden via de kinderrechter uit huis geplaatst. Defence for Children heeft daarom 95 professionals bevraagd en sprak vijf jongeren en twee ouders over hun ervaringen met uithuisplaatsingen. Ook nam de kinderrechtenorganisatie de ontwikkelingen in het jeugdbeschermingsstelsel van de afgelopen twee jaar onder de loep. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat, hoewel nagenoeg alle professionals het contact (zeer) belangrijk vinden, minder dan de helft (46 procent) ziet dat kinderen en ouders tijdens de eerste fase van de uithuisplaatsing doorgaans contact hebben. Volgens 41 procent van de zorgprofessionals verschilt dit contact per situatie en 12 procent gaf aan dat er helemaal geen contact was. Ouders en kinderen worden volgens ongeveer de helft van de ondervraagden bij beslissingen over dit contact betrokken. Volgens een derde van de professionals krijgen ouders ook onvoldoende hulp voordat hun kind uit huis wordt geplaatst. Juiste hulp tijdens de uithuisplaatsing zou zelfs volgens bijna de helft van de professionals (46 procent) ontbreken. Dit zou komen door onder andere de bijna volledig afgeschafte gezinsgerichte systeemtherapie. Ook signaleren professionals twee structurele problemen: de strikte scheiding in Nederland tussen de GGZ en de jeugdzorg en de veelheid aan verschillende instanties in de jeugdbeschermingsketen, die niet op dezelfde manier werken. Dit leidt onder meer tot verschil in visie of aanpak en komt een goede analyse over wat een gezin nodig heeft niet ten goede. Om uithuisplaatsingen te voorkomen en het aantal te verminderen, zou volgens de ondervraagden moeten worden geïnvesteerd in traumascreening en -behandeling, in het maken van een kwalitatief goede analyse van de gezinsproblematiek (een verklarende analyse) en zou gezinsgerichte en kleinschalige specialistische zorg moeten worden uitgebreid. Defence for Children geeft aan dat et functioneren van de jeugdbeschermingsketen al vaker onderzocht is en dat diverse instanties verschillende voorstellen voor verbetering gedaan hebben, maar dat veranderingen opmerkelijk genoeg uitblijven. De organisatie beveelt daarom dringend aan inzichtelijk te maken waarom het niet lukt die verbetervoorstellen op te volgen en belemmeringen op te heffen. In strijd met kinderrechten faalt Nederland nu nu in het bieden van passende en tijdige zorg en ondersteuning aan kinderen en gezinnen, met alle gevolgen van dien, aldus de organisatie. (Bron: Defence for Children)
 

  • Broers en zussen minder vaak gescheiden na uithuisplaatsing dan gedacht
    Forensisch orthopedagogen van de Universiteit van Amsterdam onderzochten in opdracht van het WODC hoe vaak broers en zussen bij uithuisplaatsingen worden gescheiden en wat hiervan de redenen zijn. Gescheiden plaatsingen blijken minder vaak voor te komen dan eerder werd geschat, maar informatie over de redenen voor gescheiden plaatsing wordt niet systematisch geregistreerd. Het lijkt erop dat in ongeveer de helft van de gevallen praktische belemmeringen een rol spelen, en in de andere helft contra-indicaties. Minister Weerwind (Rechtsbescherming) heeft de Tweede Kamer het onderzoeksrapport 'Gescheiden plaatsing van broers en zussen bij gezamenlijke uithuisplaatsing’ op 18 januari 2022 aangeboden. Gebaseerd op dossieronderzoek en interviews onder een representatieve groep van totaal 1717 gezamenlijk uithuisgeplaatste kinderen bij zeven jeugdhulpinstellingen, schatten de onderzoekers in hun rapport dat bij 28% van de gezamenlijke uithuisplaatsingen broertjes en zusjes gescheiden worden geplaatst. Dit aantal is lager dan de 50% die tot nu toe genoemd werd in rapportages over uithuisplaatsingen. Ook werd duidelijk dat er drie keer zo vaak gescheiden wordt geplaatst na spoedplaatsingen dan na reguliere plaatsingen en naarmate er meer kinderen betrokken waren bij de plaatsing. De onderzoekers gingen ook op zoek naar de redenen dat broers en zussen gescheiden worden geplaatst. Geen van de deelnemende instellingen bleken deze systematisch te registreren. Op basis van de dossiers waarin wel iets werd vermeld over de reden van gescheiden plaatsing, schatten de onderzoekers dat in de helft van het aantal gescheiden plaatsingen sprake is van contra-indicaties om samen te plaatsen. Bij contra-indicaties zijn er bijvoorbeeld veel conflicten tussen de kinderen onderling. In de andere helft van de gescheiden plaatsingen worden kinderen niet samen geplaatst vanwege een praktische belemmering en omdat er geen plek beschikbaar is waar de kinderen gezamenlijk naar toe kunnen. De onderzoekers spraken tot slot met de respondenten over hoe het aantal gescheiden plaatsingen verder terug te brengen. De suggesties zijn grofweg in te delen in (1) het verruimen van het aanbod en/of de capaciteit van pleeggezinnen en gezinshuizen die meerdere kinderen op kunnen vangen, bijvoorbeeld met een wervingscampagne die zich op (potentiële) pleegouders richt; (2) het beter faciliteren en ondersteunen van pleeg- en gezinshuisouders door meer hulp in te zetten in pleeggezinnen die broers en zussen opvangen en (3) het wegnemen van financiële belemmeringen bij pleeg- en gezinshuisouders door een hogere vergoeding voor de kosten die gemaakt worden bij het opvangen van meerdere kinderen. (Bron: Universiteit van Amsterdam)

 

  • ‘Gesloten jeugdzorg beschadigt 86% van de kinderen’
    De gesloten jeugdzorg helpt kinderen niet en is zelfs schadelijk voor kinderen. Kinderen komen er in onveilige situaties terecht: 87% wordt door begeleiders vastgepakt en op de grond geduwd, 78% wordt in een isoleercel opgesloten.  Dat laat zijn sporen na. Door hun tijd in de gesloten instelling krijgt 76% er psychische klachten bij, zoals nachtmerries, angsten en flashbacks. Dat concludeert stichting Het Vergeten Kind in het onderzoeksrapport “Ik ben het niet waard, dus droppen ze mij maar hier.” Een onderzoek naar de ervaringen van jongeren in en na de gesloten jeugdzorg.” De Stichting interviewde 37 jongeren, die tussen 2015 en 2021 in de gesloten jeugdzorg zaten. Bijna de helft van hen zat er recent, in 2020 of 2021. Daarnaast zijn 75 hulpverleners die in de gesloten jeugdzorg werken of hebben gewerkt, ondervraagd. Enkele van de conclusies uit het rapport: 84% van de kinderen krijgt in de gesloten jeugdzorg niet de juiste behandeling. 76% kreeg onderwijs van onvoldoende niveau. Daarnaast zouden de kinderen in plaats van geholpen te worden, juist nieuwe trauma’s opdoen. Als het slecht met kinderen gaat, grijpen hulpverleners te vaak repressief in door kinderen vast te pakken, op de grond te duwen en naar de isoleercel te brengen. 73% van de kinderen ziet dat dagelijks bij hun groepsgenoten gebeuren. 81% maakt op de groep geweld mee. Uiteindelijk verlaten deze kinderen de gesloten jeugdzorg met nieuwe klachten. Slechts 16% zegt te zijn geholpen door de gesloten jeugdzorg. De stichting concludeert op basis van het onderzoek dat deze instellingen onveilig zijn voor kinderen. (Bron: Het Vergeten Kind)

Uitspraken van de maand januari 2021

(Uitspraken gepubliceerd van 1 januari 2022 tot en met 28 januari 2022)

Verlenging plaatsing JJI met een jaar verlengd na onttrekking jeugdige

Zowel de externe deskundigen als de inrichting waren het er tijdens de verlengingszitting bij de rechtbank over eens dat de jeugdige zo spoedig mogelijk naar buiten moet, al dachten zij verschillend over de wijze waarop: via een voorwaardelijke beëindiging of een STP-traject. De rechtbank heeft vervolgens de maatregel verlengd met zes maanden, in de hoop zo de jeugdige te motiveren om zich in te zetten voor zijn behandeling. Vervolgens heeft de jeugdige zich vlak voor de zitting in hoger beroep, op 28 september 2021, onttrokken. De reclassering heeft het  resocialisatietraject stopgezet en onbekend is wanneer dit weer opgestart kan worden. Het hof concludeert dat nu de situatie door de - inmiddels langdurige - onttrekking dusdanig is veranderd, de maatregel met twaalf maanden moet worden verlengd. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:12004 (datum publicatie: 11 januari 2022)

‘GI kan energie beter steken in zaken die daadwerkelijk betrokkenheid van een jeugdbeschermer vereisen dan in deze zaak’

De rechtbank wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige jongen af. De rechtbank overweegt dat het hier gaat om een kwetsbare jongen, die ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Diens moeder accepteert de noodzakelijke hulpverlening echter en kan daarom de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding dragen. Daarbij overweegt de kinderrechter dat de jeugdhulpverlening onder zware druk staat en dat er een enorm tekort is aan jeugdbeschermers. De GI kan haar energie beter steken in de zaken die daadwerkelijk de betrokkenheid van een jeugdbeschermer vereisen dan in deze zaak, aldus de rechtbank. Rechtbank Noord-Holland 4 januari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:252 (datum publicatie: 17 januari 2022)

Afwijzing machtiging gesloten plaatsing vanwege diverse (formele) gebreken

Het hof wijst het verzoek gesloten plaatsing van een jeugdige af. Het hof concludeert dat er diverse (formele) gebreken) kleven aan het verzoek: tekortschietende instemmingsverklaring, niet horen minderjarige, incompleet verzoekschrift en onvoldoende onderbouwd verzoek. De grote mate van zorgvuldigheid die moet worden betracht bij een zo zware kinderbeschermingsmaatregel als een gesloten plaatsing, is hier naar het oordeel van het hof niet in acht genomen. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:255 (datum publicatie: 18 januari 2022)

Berisping voor brief die advocaat aan dertienjarige zoon wederpartij stuurde

De raad van discipline oordeelt dat een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zonder toestemming van de advocaat van klager een brief aan diens minderjarige zoon te zenden, niet te overleggen met de advocaat van klager over de inhoud daarvan, geen kopie aan de advocaat van klager te sturen, de zoon in de brief te beïnvloeden en onvoldoende rekening te houden met het effect van zijn brief op de zoon. Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17 januari 2022, ECLI:NL:TADRSHE:2022:11 (datum publicatie: 18 januari 2022)

Niet voldaan aan vereisten die artikel 8 EVRM stelt aan gezagsbeëindiging

Een minderjarige is vanwege zijn problematiek in een gespecialiseerd gezinshuis geplaatst. De moeder is het hiermee eens, maar niet met de door de rechtbank uitgesproken gezagsbeeïndiging. Het hof overweegt dat waar de Nederlandse wetgever ervan uitgaat dat het gezag reeds beëindigd kan worden als de ouders niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn de verzorging en opvoeding van het kind op zich te nemen, het EHRM van oordeel is dat slechts sprake kan zijn van beëindiging van het ouderlijk gezag op het moment dat gebleken is dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor het kind. Het hof concludeert vervolgens dat niet onderbouwd en evenmin gebleken dat dit laatste in deze zaak het geval is en oordeelt dat niet is voldaan aan de vereisten die artikel 8 EVRM stelt aan een gezagsbeëindiging. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 januari 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:76 (datum publicatie: 18 januari 2022)