Naar boven ↑

Update

Nummer 11, 2021
Redactie: mr. T. de Vette.

In deze nieuwsbrief actualiteiten op het gebied van het jeugdrecht en samenvattingen van de volgende uitspraken: De kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam oordeelt dat een machtiging uithuisplaatsing slechts bedoeld is om toestemming te verlenen voor het (noodzakelijke) verblijf van een minderjarige op een plek buiten het gezin en wijst het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming voor een machtiging om een minderjarige bij zijn moeder met gezag in een medisch centrum te plaatsen, af. De Rechtbank Gelderland wijst het verzoek van een twaalfjarige om zich te laten vaccineren tegen vaccinatie Covid-19 ter vervanging van de toestemming van zijn vader, toe. De bestuursrechter in de Rechtbank Amsterdam oordeelt dat ook een niet-aangehouden minderjarige verdachte recht heeft op gefinancierde rechtsbijstand door een advocaat. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba veroordeelt een minderjarige verdachte die in een heftige impulsuitbraak zijn opa doodde, tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie wegens doodslag. De Rechtbank Overijssel verklaart een jongeman die op zijn achttiende jaar seks had met een meisje van twaalf, van wij dacht dat ze zestien was, schuldig aan overtreding van artikel 245 Sr zonder oplegging van straf of maatregel.

Actualiteiten oktober/november 2021

  • In eerste halfjaar 2021 380 duizend jongeren met jeugdzorg

In de eerste zes maanden van 2021 kregen 380 duizend jongeren tot 23 jaar jeugdzorg. Dat is meer dan een op de twaalf Nederlandse jongeren. Het percentage jongeren dat jeugdzorg krijgt verschilt sterk per gemeente. Dat blijkt uit voorlopige cijfers van het CBS. Jeugdzorg valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. De percentages jongeren met jeugdzorg verschillen sterk tussen gemeenten. Er zijn diverse oorzaken voor deze regionale verschillen. Sociaaleconomische omstandigheden spelen een rol, maar ook beleidskeuzen die gemeenten maken bij de inrichting van de jeugdzorg. Het CBS verzamelt sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 gegevens over jeugdzorg bij alle bij het CBS bekende jeugdzorgaanbieders. Met ingang van 2021 zijn veranderingen doorgevoerd waardoor de uitkomsten niet meer goed vergelijkbaar zijn met eerdere jaren. Door uitbreiding van de berichtgeverspopulatie is een vollediger beeld ontstaan van alle jeugdzorgaanbieders in Nederland. Dit heeft ertoe geleid dat een substantieel aantal jeugdzorgaanbieders voor het eerst gegevens heeft aangeleverd over het eerste halfjaar van 2021, maar niet over voorgaande verslagperioden. De nieuw bij het onderzoek betrokken jeugdzorgaanbieders leverden in het eerste halfjaar van 2021 jeugdzorg aan ruim 21 duizend jongeren die niet al zorg ontvingen van reeds bij het CBS bekende jeugdzorgaanbieders. Dit is 5,5 procent van de jongeren met jeugdzorg in het eerste halfjaar van 2021. Als deze 21 duizend jongeren buiten beschouwing worden gelaten, is het aantal jongeren dat in het eerste halfjaar van 2021 jeugdzorg kreeg volgens de voorlopige schatting met 0,6 procent gestegen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2020. (Bron: CBS)

  • 1-november-maatregel Woonplaatsbeginsel Jeugd

Op 1 januari 2022 gaat de nieuwe Wet wijziging woonplaatsbeginsel Jeugd in. Omdat het niet gaat lukken voor alle jeugdigen het overdrachtsproces voor het nieuwe woonplaatsbeginsel voor die datum af te ronden, is in het bestuurlijk overleg van het ministerie van VWS en de VNG een besluit genomen over een aangepaste werkwijze, de zogenoemde 1-november-maatregel. Deze maatregel moet ervoor zorgen dat er voor de jeugdige die op 1 januari 2022 nog niet is overgedragen, toch een gemeente is die de verantwoordelijkheid op zich neemt om de zorgverlening aan die jeugdige (voor) te financieren, zodat ook zorgaanbieders weten dat ze per 1 januari 2022 de zorgverlening kunnen continueren. (Bron: VNG)

  • Geen 'volwassenstrafrecht, maar 'jeugdstrafrecht, tenzij'

Meer jongvolwassenen zouden in aanmerking moeten komen voor de sancties en voorzieningen uit het jeugdstrafrecht. Daarom adviseert de RSJ het uitgangspunt 'volwassenstrafrecht, tenzij' om te draaien naar 'jeugdstrafrecht, tenzij'. Dat staat in het Advies adolescentenstrafrecht dat de RSJ op eigen initiatief heeft uitgebracht aan de demissionair minister voor Rechtsbescherming. De uitkomsten van de eerder dit jaar verschenen evaluatie van het adolescentenstrafrecht en de brief van de minister aan de Tweede Kamer over de voortgang van de aanpak van de jeugdcriminaliteit van 23 juni 2021 vormen de aanleiding voor het uitbrengen van dit advies. In het advies gaat de RSJ ook in op de strafmaxima voor minderjarigen en jongvolwassenen. De RSJ is hier geen voorstander van. In het jeugdstrafrecht is de pedagogische doelstelling het uitgangspunt. De praktijk wijst uit dat de sancties van het jeugdstrafrecht, zoals detentie en de zogenoemde PIJ-maatregel (een behandelmaatregel), voldoen. Bij zeer ernstige delicten kan bij jongvolwassenen het volwassenenstrafrecht toegepast worden. Op grond van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) geldt voor minderjarigen dat vrijheidsbeneming een laatste redmiddel dient te zijn en slechts voor de kortst mogelijk passende periode mag worden toegepast. De RSJ adviseert daarom de huidige strafmaxima in het jeugdstrafrecht te handhaven. Ook zouden minderjarigen altijd volgens het jeugdstrafrecht moeten worden berecht, op grond van het IVRK (Bron: RSJ)

  • Weinig aandacht voor stem van het kind in rapportages geweldsmeldingen Jeugdzorg

Het Verwey-Jonker Instituut maakte op verzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd een analyse van geweldsmeldingen en calamiteiten in de jeugdzorg. Aanleiding voor deze analyse was onder andere Commissie De Winter, die onderzoek deed naar geweld in de Nederlandse jeugdzorg en in juni 2019 met een eindrapport kwam. Jeugdhulpaanbieders moeten geweld en calamiteiten melden bij de Commissie Meldingen Jeugd. In deze commissie werken de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid samen. Het Verwey-Jonker Instituut analyseerde 75 rapportages van aanbieders van verschillende soorten jeugdhulp over geweldsincidenten en calamiteiten. De onderzoekers zien een aantal hardnekkige risico’s voor het ontstaan van fysiek en seksueel geweld en calamiteiten zoals suïcide. Die risico’s blijken vooral samen te hangen met de schaarste aan gekwalificeerd personeel en met een gebrek aan passende plekken of aan de financiering daarvan. Die factoren vergroten het risico op escalatie en het niet tijdig signaleren van grensoverschrijdend gedrag. Het valt de onderzoekers op dat jeugdzorgaanbieders in hun rapportages aan de inspectie vooral gericht zijn op maatregelen als meer aandacht voor protocollen, personeelsbeleid en technische veiligheid. Minder aandacht besteden ze aan preventieve maatregelen zoals verbetering van het professionele en pedagogische klimaat en aandacht voor een positieve seksuele ontwikkeling. Ook ontbreekt de stem van het kind vaak in de rapportages. De onderzoekers bepleiten meer aandacht voor het plaatsen van kinderen en jongeren op de juiste plek, het verbeteren van de warme overdracht en het voorkomen van overplaatsingen. Ook pleiten ze voor meer investeringen in de vakbekwaamheid en het professionele en pedagogische leefklimaat. Naar ouders en kinderen zou beter geluisterd moeten worden. Verder vinden de onderzoekers dat het toezicht op de jeugdzorg meer gericht moet zijn op leren dan op beheersen. (Bron: IGJ, Verwey-Jonker-Instituut)

Uitspraken van de maand november 2021

(Uitspraken gepubliceerd van 26 oktober 2021 tot en met 23 november 2021)

Machtiging uithuisplaatsing niet bedoeld voor plaatsing bij gezaghebbende ouder in medisch centrum

De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing voor plaatsing van de minderjarige – die nu tijdelijk bij een pleeggezin woont - bij de moeder in het Erasmus Medisch Centrum (EMC) op een moeder en kind-afdeling. De kinderrechter wijst dit verzoek af, omdat er voor dat verblijf geen machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter merkt op dat een machtiging uithuisplaatsing slechts bedoeld is om toestemming te verlenen voor het (noodzakelijke) verblijf van een minderjarige op een plek buiten het gezin, dus anders dan bij een gezaghebbende ouder. Dat is hier niet aan de orde. Een machtiging uithuisplaatsing is niet het geëigende middel om te voorkomen dat de moeder met het kind uit het EMC kan weggaan, of dat de vader (met gezag) het kind bij de moeder weg zal halen, aldus de kinderrechter.

Rechtbank Rotterdam 7 oktober 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:10453 (datum publicatie: 1 november 2021)

Verzoek vaccinatie Covid-19 door twaalfjarige ter vervanging van toestemming vader toegewezen

Een twaalfjarige jongen wil zich laten vaccineren tegen Covid 19, maar zijn vader wil hiervoor geen toestemming geven. De minderjarige wil gezien de huidige situatie niet wachten met vaccineren totdat de GI de voogdij over hem heeft. Hij verzoekt daarom de kinderrechter om vervangende toestemming. De kinderrechter overweegt dat de Gezondheidsraad op basis van een weging van de risico’s van oordeel is dat vaccinatie tegen Covid-19 voor kinderen en adolescenten zinvol en verantwoord is. Ook weegt de kinderrechter mee dat uit uitgebreide gesprekken met de minderjarige en diens gezinsvoogd is gebleken dat de minderjarige (1) zich goed heeft ingelezen in de materie; (2) met de gezinshuisouders en de gezinsvoogd over vaccinatie heeft gesproken en (3) goed over het al dan niet laten vaccineren heeft nagedacht. Verder overweegt de kinderrechter dat de reden van de weigering van de vader niet bekend is, omdat hij zijn standpunt niet nader heeft toegelicht. Alles overwegende besluit de kinderrechter de minderjarige de gevraagde vervangende toestemming te verlenen.

Rechtbank Gelderland 5 november 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5924 (datum publicatie: 9 november 2021)

Rechtbank: ook niet-aangehouden minderjarige verdachten hebben recht op gefinancierde rechtsbijstand

De rechtbank oordeelt dat ook een niet-aangehouden minderjarige verdachte recht heeft op gefinancierde rechtsbijstand door een advocaat. Dit volgt uit artikel 6 van de Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure, die beoogt bescherming te bieden aan alle minderjarige verdachten, ongeacht of zij zijn aangehouden. In de wet is ten onrechte onderscheid gemaakt tussen niet-aangehouden en aangehouden minderjarige verdachten, aldus de rechtbank. Dit kan tot gevolg hebben dat minderjarigen rechtsbijstand wordt onthouden of dat zij, om hen alsnog aanspraak te laten maken op gefinancierde rechtsbijstand, alsnog worden aangehouden. Gezien hun kwetsbare positie is dit ongewenst en in strijd met de bedoeling van de Richtlijn. Dit betekent dat de wetgever de Richtlijn onjuist, althans onvolledig, heeft geïmplementeerd. De rechtbank oordeelt dat de kernbepaling van de Richtlijn rechtstreekse werking heeft. De rechtbank kan deze bepaling dus rechtstreeks toepassen en bepalen dat de door eiser verleende rechtsbijstand aan de niet-aangehouden minderjarige verdachte moet worden vergoed.

Rechtbank Amsterdam 9 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6411 (datum publicatie: 10 november 2021)

Deels voorwaardelijke jeugddetentie voor net zestienjarige die vanuit heftige impulsdoorbraak zijn opa doodde

Een net zestienjarige verdachte doodt zijn zwaar dementerende, agressieve opa. De jongen woonde eerder met zijn moeder bij zijn agressieve stiefvader en verklaarde dat hij op de bewuste avond van plan was een einde aan zijn eigen leven te maken, omdat hij niet verder kon leven met de - wederom - gewelddadige thuissituatie, maar in zeer emotionele toestand zijn boze grootvader doodde. Het Gerecht acht in tegenstelling tot het OM bewezen dat de verdachte zijn daad vanuit een heftige impulsdoorbraak heeft begaan en acht moord niet bewezen. Doodslag acht het Gerecht wel bewijsbaar, maar bij het bepalen van de strafmaat houdt het Gerecht onder meer rekening met het feit dat de verdachte net geen vijftien jaar meer was en dat hij van de ene gewelddadige thuissituatie in de andere is beland, terwijl hij door zijn beperkte sociale en coping vaardigheden niet met die situaties wist om te gaan.

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 20 juli 2021, ECLI:NL:OGEAA:2021:549 (datum publicatie: 17 november 2021)

Schuldigverklaring zonder straf in bijzondere zaak waarin minderjarig slachtoffer geen vervolging wenst

Een jongeman wordt schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, voor het op achttienjarige leeftijd seks hebben met een meisje van twaalf. De verdachte dacht dat zij zestien jaar was. Het slachtoffer voelt zich ouder en gedraagt zich ook zo, wat ook blijkt uit verklaringen van haar familie. Zij sprak met de verdachte af met de verwachting seks met hem te hebben. De aangifte is door haar vader gedaan, om te voorkomen dat de verdachte meer slachtoffers zou maken, maar heeft ook oog voor de toekomst van de verdachte en spreekt daar genuanceerd over. De jongeman schrok toen hij achter haar ware leeftijd kwam en nam meteen contact op met de wijkagent. Naar het oordeel van de rechtbank wordt met deze beslissing recht gedaan aan de wens van de vader van het slachtoffer, de wens van het slachtoffer zelf en aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn toekomst. Naar het oordeel van de rechtbank is met de impact van de aanhouding van en de strafzaak voor de verdachte voldaan aan het vergeldingsdoel die een op te leggen straf zou hebben gehad.

Rechtbank Overijssel 22 november 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:4352 (datum publicatie: 22 november 2021)