Naar boven ↑

Update

Nummer 10, 2021
Redactie: mr. T. de Vette.

In deze nieuwsbrief actualiteiten op het gebied van het jeugdrecht en samenvattingen van de volgende uitspraken: de Hoge Raad oordeelt dat het hof heeft miskend dat artikel 1:253a BW ten tijde van zijn beslissing een grondslag bood om een moeder die - toen zij nog eenhoofdig gezag had - met het kind is verhuisd te gelasten terug te verhuizen, omdat de vader ten tijde van die beslissing inmiddels ook het gezag had. Het Gerechtshof Amsterdam wijst het verzoek van de verdediging tot het doen van onderzoek naar het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel af, omdat meerdere deskundigen hebben geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke maatregel noodzakelijk is en partijen ter zitting van het hof in de gelegenheid zijn gesteld de deskundigen nader te ondervragen. De kinderrechter in de Rechtbank Noord-Nederland gelast een psychiatrisch deskundigenonderzoek naar ouders die hun kinderen op basis van hun geloofsovertuiging mentaal en fysiek zouden mishandelen. De voorzieningenrechter in de Rechtbank Noord-Holland neemt de in kort geding ongebruikelijke beslissing een raadsonderzoek te gelasten, omdat een dergelijk onderzoek in deze procedure wellicht de laatste reële mogelijkheid is om (binnen afzienbare tijd) te laten onderzoeken of een contact- dan wel omgangsregeling in het belang van de dochter moet worden geacht.

Actualiteiten september/oktober 2021

  • Tuchtreglement aangepast per 1 oktober
    Het tuchtreglement van de colleges van SKJ (Stichting Kwaliteitsregister Jeugd) is met ingang van 1 oktober 2021 gewijzigd. De meest fundamentele wijzigingen betreffen: (1) het klaagschrift mag maximaal uit vijf klachtonderdelen bestaan (artikel 7.4.2 a); (2) de klager wordt niet standaard in de gelegenheid gesteld om het klaagschrift aan te passen. Het voorportaal kan de klager vragen de klacht binnen twee weken aan te passen (artikel 7.6.1 sub b); (3) het voorportaal bepaalt of de klacht aan het College van Toezicht wordt voorgelegd, of dat mediation tussen partijen wordt opgestart (artikel 7.6.1). Het SKJ mediation reglement is dan van toepassing; (4) de klager kan niet-ontvankelijk worden verklaard indien dezelfde klacht al is ingediend en/of is beoordeeld door een andere klachteninstantie, tenzij dat handelen de algemene tuchtnorm schendt én het voorportaal beslist dat de klacht een behandeling door het College van Toezicht rechtvaardigt (artikel 7.7.1 sub d); (5) een klager mag over eenzelfde tijdvak één keer een klacht indienen tegen dezelfde jeugdprofessional (artikel 7.7.1 k); (5) Het verweerschrift moet per klachtonderdeel gemotiveerd ingaan op het verwijt en de toelichting (artikel 8.3 sub c). (Bron: SKJ)
  • Recidive onder justitiabelen in Nederland. Verslag over de periode 2008-2020
    Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) brengt periodiek de strafrechtelijke recidive onder verschillende onderzoeksgroepen in kaart. Op 11 oktober 2021 is het laatste verslag gepubliceerd. Het gaat hierbij allereerst om alle volwassen en jeugdige daders tegen wie in de periode 2008 tot en met 2017 een strafzaak is afgedaan met een geldige afdoening via respectievelijk het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht. Daarnaast wordt de recidive beschreven van personen die van 2008 tot en met 2017 zijn vrijgekomen uit een penitentiaire inrichting (PI) of justitiële jeugdinrichting (JJI) en van daders die tussen 2012 en 2017 met de reclassering in aanraking kwamen voor het uitvoeren van een werkstraf of een periode onder reclasseringstoezicht stonden. (Bron: WODC)
  • Wetsvoorstel wijziging Boek 1 BW BES inzake verbod geweld opvoeding kinderen aangenomen
    Op 12 oktober 2021 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES aangenomen. Dit voorstel houdt in dat er in de verzorging en opvoeding van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging en opvoeding. In een motie van Tweede Kamerlid Van der Graaf (CU) c.s. van 10 oktober 2019 lag de constatering ten grondslag dat onder meer in het Burgerlijk Wetboek van Europees Nederland ‘is opgenomen dat in de verzorging en opvoeding van het kind de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling mogen toepassen, maar dat een soortgelijke wet in het Burgerlijk Wetboek BES ontbreekt.’ Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan deze motie. (Bron: Rijksoverheid)
  • Wetsvoorstel rechtspositie gesloten jeugdhulp
    Op 14 oktober 2021 zijn het wetsvoorstel rechtspositie gesloten jeugdhulp en de bijbehorende memorie van toelichting gepubliceerd. Dit wetsvoorstel wijzigt hoofdstuk 6 Jeugdwet, dat betrekking heeft op de gesloten jeugdhulp. Doel van die wijziging is de rechtspositie van jeugdigen in gesloten accommodaties te verbeteren. Daarbij wordt in het bijzonder beoogd om vrijheidsbeperking van jeugdigen te voorkomen, middels introductie van het 'nee, tenzij'-principe. (Bron: Rijksoverheid)
  • Jeugd(beschermings)recht en vreemdelingenrecht. Een juridisch-empirische analyse.
    Bij minderjarigen en gezinnen die zonder verblijfsvergunning in Nederland zijn, kunnen spanningen ontstaan tussen het jeugd(beschermings)recht en het vreemdelingenrecht. Daarmee worstelen de betrokken instanties zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst, Dienst Terugkeer & Vertrek, Nidos en de Raad voor de Kinderbescherming. Dit doet zich onder meer voor bij de ondertoezichtstelling (OTS), die voor een kind zonder verblijfsrecht het verschil kan betekenen tussen wel of geen verblijfsvergunning. In opdracht van het WODC hebben het Centrum voor Migratierecht en het Instituut voor Rechtssociologie van de Radboud Universiteit Nijmegen onderzoek gedaan naar de spanningen tussen het jeugd(beschermings)recht en vreemdelingen­recht en mogelijke oplossingsrichtingen verkend. De spanning bleek bijvoorbeeld uit de gebeurtenissen rond de Armeense kinderen Howick en Lili, die in 2018 dreigden te worden uitgezet naar Armenië. Het onderzoek is op 13 oktober 2021 gepubliceerd. De probleemstelling van het onderzoek luidt: Welke zijn de (potentieel) conflicterende en/of spanningsvolle onderdelen of aspecten in de wet- en regelgeving voor het jeugdbeschermingsrecht en het vreemdelingenrecht ten aanzien van minderjarigen, zowel op het niveau van de wet- en regelgeving als voor de uitvoering in de praktijk en in hoeverre blijkt uit de wet- en regelgeving welk recht prevaleert? Hoe kunnen de (ervaren) spanningen en conflicten worden opgelost in situaties waarin niet uit de wet- en regelgeving blijkt welk recht prevaleert en wat is hiervoor nodig? (Bron: WODC)
  • Samenloop jeugdbescherming en jeugdhulp met verblijf onder kinderen van gedupeerden kinderopvangtoeslagenaffaire, 2015-2020

    Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om een benadering van het aantal kinderen dat uithuisgeplaatst is onder kinderen van de gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire. Het aantal uithuisplaatsingen kan bij benadering bepaald worden op basis van een eerder door het CBS ontwikkelde methode waarbij gekeken wordt naar de samenloop van een jeugdbeschermingsmaatregel met jeugdhulp met verblijf. Uit de op 20 oktober 2021 gepubliceerde cijfers is gebleken dat in de periode van 2015 tot en met 2020 circa 1.115 kinderen uithuisgeplaatst zijn van ouders die gedupeerd zijn in de kinderopvangtoeslagenaffaire. Het CBS heeft het aantal gevallen per jaar steeds afgerond op vijftallen, om het risico te minimaliseren dat te achterhalen is om welke ouders en kinderen het gaat. Het CBS baseert zich op de zogenaamde microdata. Dat zijn gegevens op persoonsniveau die onder meer de Belastingdienst, GI’s en jeugdhulpaanbieders aanleveren. Het CBS slaat die gegevens zo op dat ze niet herleidbaar zijn naar individuele personen. In een bericht van Hart van Nederland benadrukt het CBS dat de cijfers geen directe link leggen tussen de uithuisplaatsingen en de toeslagenaffaire. Het CBS heeft niet onderzocht wat de reden voor de uithuisplaatsingen was. Uit de cijfers blijkt niet in hoeverre het gedupeerd zijn door de toeslagenaffaire een van de oorzaken is van de uithuisplaatsingen. (Bron: CBS, Nederlands Jeugdinstituut)

Uitspraken van de maand oktober 2021

(Uitspraken gepubliceerd van 30 september 2021 tot en met 25 oktober 2021)

Bevel terugverhuizing moeder die toen zij alleen met het gezag was belast, met kind is vertrokken

Een moeder en haar dochter staan sinds half april 2019 in de Basisregistratie Personen geregistreerd als ‘geëmigreerd’. De vader heeft zijn dochter in maart 2019 voor het laatst gezien. Op het moment van het vertrek was de moeder eenhoofdig met het gezag belast, maar was wel al een verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag aanhangig. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder op het moment van verhuizen alleen belast was met het gezag en daarom in beginsel de bevoegdheid had de minderjarige naar eigen inzicht te verzorgen en op te voeden en dus ook haar woonplaats te bepalen. In cassatie oordeelt de Hoge Raad echter dat de vader ten tijde van de beslissing van het hof inmiddels gezamenlijk met de moeder met het gezag was belast. Naar het  oordeel van de Hoge Raad heeft het hof miskend dat artikel 1:253a BW ten tijde van zijn beslissing dus een grondslag bood om de moeder te gelasten terug te verhuizen. De Hoge Raad merkt nog op dat ook bij eenhoofdig gezag een grondslag bestaat om de keuzevrijheid van de met het gezag belaste ouder ten aanzien van de woonplaats van het kind te beperken, als deze ouder niet voldoet aan de verplichting omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 lid 3 BW).

Hoge Raad 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1513 (datum publicatie: 15 oktober 2021)

Hof wijst verzoek tot nader onderzoek naar mogelijkheid voorwaardelijke PIJ af

Een minderjarige verdachte is veroordeeld tot veertien maanden jeugddetentie en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wegens het medeplegen van poging tot doodslag. De raadsvrouw verzoekt in hoger beroep nader onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, aangezien de focus in eerste aanleg naar mening van de verdediging alleen gericht leek op een onvoorwaardelijke maatregel. Het hof wijst dit verzoek af omdat meerdere deskundigen hebben geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke maatregel noodzakelijk is en partijen ter zitting van het hof in de gelegenheid zijn gesteld de deskundigen nader te ondervragen.

Gerechtshof Amsterdam 15 oktober 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3079 (datum publicatie: 15 oktober 2021)

Nader deskundigenonderzoek ouders die kinderen emotioneel en fysiek zouden mishandelen

De Raad voor de Kinderbescherming wil tot beëindiging van het gezag van de ouders komen over hun drie kinderen en ook hun nog ongeboren kindje. Volgens de Raad lijken de ouders vanuit een zekere geloofsovertuiging hun kinderen te mishandelen door hen te slaan en hen eten te onthouden en wijzen iedere hulpverlening af. De rechter geeft aan deze beslissing nu nog niet te kunnen nemen en gelast een deskundigenonderzoek door een psychiater. De beschermingsmaatregelen voor de drie oudste kinderen worden verlengd en het gezag van de moeder over het ongeboren kind blijft geschorst. Voor de omgangsmomenten worden strikte afspraken gemaakt; zo mogen de ouders tijdens de contactmomenten niet hun geloofsovertuigingen met de kinderen bespreken.

Rechtbank Noord-Nederland 19 oktober 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4450 (datum publicatie: 20 oktober 2021)

Rechter neemt een in kort geding ongebruikelijke beslissing om een raadsonderzoek te gelasten

Een vader heeft lang geen contact gehad met zijn inmiddels negenjarige dochter. Nadat de vader een kort geding procedure is gestart om contactherstel te bewerkstelligen, is de moeder met de dochter naar Aruba verhuisd. Hoewel het ongebruikelijk is in kort geding-procedures om een raadsonderzoek te gelasten, gaat de voorzieningenrechter daar in dit geval toch toe over. Doorslaggevend daarvoor is dat een dergelijk onderzoek in deze procedure wellicht de laatste reële mogelijkheid is om (binnen afzienbare tijd) te laten onderzoeken of een contact- dan wel omgangsregeling in het belang van de dochter moet worden geacht. Mede op grond van de artikelen 9, derde lid, en 3 IVRK is de voorzieningenrechter van oordeel dat er een toereikende wettelijke basis is om een dergelijk onderzoek te gelasten.

Rechtbank Noord-Holland 18 oktober 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9360 (datum publicatie: 22 oktober 2021)