Naar boven ↑
162 resultaten

Rechtspraak

JR 2023-0008

Wegens 'zeer extreme' termijnoverschrijding OM niet-ontvankelijk vervolging jeugdzaak

Een in 2000 geboren man wordt ervan verdacht dat hij, toen hij nog minderjarig was, zich op 31 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld. Zijn strafzaak staat 12 januari 2023 op zitting. Het OM verzoekt primair niet-ontvankelijkheid vanwege het tijdsverloop. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van zestien maanden voor jeugdigen in zeer extreme mate is overschreden: met 52 maanden. De rechtbank oordeelt dat, ondanks dat het vaste rechtspraak van de Hoge Raad is dat een overschrijding van de redelijke termijn in de regel tot strafvermindering leidt en niet tot niet-ontvankelijkverklaring van het OM, in deze zaak niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan de niet-ontvankelijkheid. De benadeelde partij heeft, na benadering door de officier van justitie, aangegeven zich te kunnen vinden in het oordeel om het OM niet-ontvankelijk te verklaren. Ook heeft de benadeelde partij aangegeven dat de schade inmiddels is vergoed door de medeverdachten. De rechtbank ziet het verstoren van de huidige positieve ontwikkeling van de verdachte als gevolg van een extreem late jeugdstrafrechtelijke interventie als een disproportioneel nadeel voor de verdachte, dat onverenigbaar is met de uitgangspunten van het jeugdstrafrecht. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het vertrouwensbeginsel het niet toelaat deze zaak op een andere manier af te doen. Op initiatief van het OM zijn in het voortraject namelijk alle betrokken partijen, inclusief de verdachte, meegenomen in deze voorgestelde afdoening en hebben zij hiermee ingestemd. Alles overwegende verklaart de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de (verdere) vervolging.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 12-01-2023